Humane bewegingsfunctionaliteit

(HBF) onderzoekt de theoretische basis van menselijk bewegingsgedrag
met als doel deze kennis te benutten in het werkveld van fysiotherapie.

Methode

literatuuronderzoek, praktica en scholingsaktiviteiten. Momenteel houdt een groep van 20 collega’s zich bezig met de ontwikkeling van HBF.

Achtergrond

Bij het toepassen van therapie moet duidelijk zijn vanuit welke theoretische benadering dat gebeurd. In de fysiotherapie is het biopsychosociaal model op dit moment het meest gehanteerde denkmodel. Een van de bezwaren van dit model is dat onduidelijk blijft welk proces ten grondslag ligt aan een integratie van deze verschillende domeinen. HBF start de bestudering van bewegingsgedrag vanuit een fenomenologisch perspectief.

Bewegen is een biologisch gezien zinloze aktiviteit als er geen motivatie aan ten grondslag ligt. Een fenomenologische houding in deze wordt gekenmerkt door de meest directe aansluitingen te zoeken bij lichamelijke ervaringen. De beleving van b.v. pijn is een concreet gegeven, het doet er in eerste instantie niet toe waar dat op gebaseerd is. Het is de individuele werkelijkheid, ook als het om (een vorm van) inbeelding gaat. Dat er altijd iets ervaren wordt ligt opgesloten in het vermogen tot waarneming. Niet-waarnemen is in levende organismen onmogelijk. Veel in waarneming gebeurt volkomen onbewust. Waarnemen en bewegen vormen in feite één proces: handelen. De betekenis- verlening die plaatsvindt in de waarneming, waardoor de beleving vorm krijgt, is de primaire motivatie voor bewegingsgedrag.

Praktijk

HBF heeft een praktijkbenadering ontwikkeld dat op deze gedachtegang aansluit. Enkele belangrijke elementen daarin zijn:

  • Het onderkennen van primaire motivatietendensen in bewegingsgedrag en de wijze waarop deze de organisatie van bewegingsgedrag beïnvloeden.

  • De kwaliteit van de aanraking in een tactiele behandeling. Grote delen van de zintuiglijke waarneming zijn gevoelig voor mechanische druk. Daarmee hebben tactiele behandelvormen een directe ingang tot de basis van de organisatie van bewegingsgedrag. Het vraagt de juiste kwaliteit van aanraken om dit proces niet te frustreren. Herkennen van motivatietendensen is daarvoor noodzakelijk.

  • Anatomisch-fysiologische en biomechanische factoren zijn in hun functionele uitwerking voor het bewegen onderhevig aan de motivatietendens. In oefentherapie moet daar rekening mee gehouden worden. Geïsoleerde oefeningen, gericht op lokale spierversterking, mobiliteit e.d., lijken daarvoor minder geschikt.


  • Tot slot

    Wij denken met het concept van humane bewegingsfunctionaliteit te kunnen bijdragen aan de onderbouwing van de fysiotherapeutische praktijk.

    Iedereen die daarin wil meedoen is bij deze van harte uitgenodigd!
    U kunt uw belangstelling kenbaar maken door een mailtje te sturen.

    Contact: humanebewegingsfunctionaliteit@gmail.com